Spanje/Frankrijk 2007



Als laatste in de rij konden wij nog net voor het station staan


In Baskenland

Dag 8: maandag 14 april, naar Henday, de eerste Franse plaats aan zee bij de Spaanse grens
Die dag was Ton al vroeg op om Tiga uit te laten en om ons uit te checken voor de reis naar het Noorden.

Wij zouden langs Pamplona gaan en omdat het een bekende plaats was wilden Ton en Toos die plaats wel bezichtigen.
Van het zuidwesten komende zag je eerst helemaal niets van de stad, het lag achter een bergrug die volstond met grote windmolens. Don Quigote zou er nu tureluurs van worden als hij zoveel molens zou zien.
Maar nadat wij een tunnel doorgereden waren kwamen wij niet lang daarna bij de rand van Pamplona. Wij volgden de borden naar het centrum en nadat wij die doorgereden waren zochten wij naar de eerste de beste parkeerplaats.

Gelukkig was er een grote parkeerplaats net buiten het centrum. Ik bleef daar naast een andere camper en zag Ton en Toos de steile helling naar de stad oplopen. Op die plek waren ze een kabellift aan het bouwen om het naar boven en beneden lopen te vergemakkelijken. Want behalve de stieren worden mensen daar natuurlijk ook ouder. Ton en Toos hadden daar nog geen moeite mee.

Wat zij meemaakten vertelden ze later aan mij en Tiga. Ze liepen inderdaad naar boven want de binnenstad was op een plateau gebouwd. Het waren mooie oude straten met eeuwenoude gebouwen waar zij een tijdje lang rondliepen. Ze kwamen ook op een groot plein waar zij dachten dat zij wel een kiosk met ansichtkaarten zouden vinden. Maar die vonden zij pas een paar straten verderop. Op en onder het plein was men bezig om een soort ondergronds tranportsyteem voor het afval van de stad te bouwen. Ze lieten op een tekening zien hoe het later moest gaan werken. Zij kochten twaalf kaarten bij de ansichtkaarten winkel om naar familie en vrienden te sturen . Zij gingen weer terug naar het grote plein waar Toos, op een bankje, de meeste kaarten van commentaar voorzag. Ton vroeg aan een politieagent waar een postkantoor in de buurt was. Na enig nadenken wees de man naar de hoek van het plein. Hij zei dat twee straten verder het postkantoor was.
En zo kwamen zij bij het postkantoor waar niemand van de klanten zich bij de balie bevond. Die zaten allemaal, wel veertig, keurig hun beurt af te wachten. Ton ging eerst naar de balie maar onderweg bedacht hij zich en keek de zaal rond en zag veertig paar ogen minder vriendelijk naar hem kijken. Hij zag ook dat er een grote gleuf in de muur was en dat die wel de brievenbus moest zijn. Zonder aarzeling liet hij de twaalf ansichtkaarten erin glijden en was direct weer buiten.

Het was inmiddels middag geworden en het werd steeds warmer. Ton wilde graag een ijsje van de ijstent op de hoek. Toos wilde wel een lik van zijn ijsje.

Niet lang daarna kwamen zij weer bij Tiga en mij terug en werd Tiga meteen uit mijn binnenste bevrijd en mocht hij even zijn poten strekken.

Ton vroeg aan Vera om de weg naar Frankrijk aan te wijzen. In het begin ging het goed maar toen wij op de ringweg om de stad reden was de aanwijzing voor Ton niet duidelijk genoeg en miste hij de afslag en reden wij te ver door naar het westen. Gelukkig konden wij bij de volgende rotonde weer terug en sloegen daarna de goede richting op.
De weg ging door de uitlopers van de westelijke Pyreneeën en in het begin was het nog tamelijk breed. Maar dicht bij de Franse grens was de weg zo smal en bochtig dat de voor ons rijdende vrachtwagens moeite hadden om elkaar tegemoet te komen en te laten passeren, vooral als er een overhangende rotswand aan een zijde over de weg hing.

Bij het laatste dorp in Spanje gingen wij nog mijn tank vol diesel vullen en daarna kwamen wij in Henday. Het bleek een badplaats te zijn met een grote jachthaven met 2000 ligplaatsen.
Ton vroeg in het centrum aan een jonge zwerver in het engels waar de camperplaats bij het station was. Volgende weg volgen en als maar rechtdoor, zei de jonge man.
Zo reden wij een heuvelachtige wijk door en aan het eind zag Ton een spoorlijn liggen. En inderdaad was daar het station waar wij als laatste kleine camper toch nog een plaatsje konden bemachtigen.
Ton reed mij achteruit terwijl Toos toekeek. Maar zij zag niet dat de kist schuivend over de trottoirrand ging. Dat zag de buurvrouw van de camper naast ons wel, maar alles ging nog net goed.

De drie T's gingen naar de zee wandelen en waren een uurtje zoet met het flaneren langs de boulevard.
Ze gingen ook naar de VVV maar die was net verhuisd naar de boulevard waar ze vandaan kwamen. Maar daar kregen ze te horen dat er een Sentier littoral, of pad langs de kust was door een mooi kustgebied tot Jean Luc, maar het eerste deel was niet toegangkelijk voor honden.Dus besloten zij de volgende dag naar Jean Luc te rijden.

Ze vertelden dat ze langs een met basaltstenen versterkte kust liepen op een lange boulevard waar ongeveer in het midden het oude cassino gevestigd was maar dat nu als winkelcentrum dienst deed. Ze zagen ook een paar golfsurfers voor de kust hun kunstjes uithalen.

Na het eten ging Ton met zijn MTB het dorp verder verkennen. Hij kwam weer langs de boulevard en reed een oude racefietser voorbij. Die hem aan het einde van de boulevard weer inhaalde. Maar later haalde Ton hem weer in en hij ging toen op een rotonde naar links de helling naar het station weer op. Hij wist nu hoe het dorp er ongeveer uit zag.


Geen staplaats in Jean Luc maar de omgeving was er wel mooi

Dag 9: dinsdag 15 april, naar Jean Luc en weer terug
De volgende ochtend waren de andere camperaars reeds vroeg bezig om water uit en in te laden.
Dat zag ik voor mijn neus gebeuren want ik stond er het dichtste bij het servicepunt aan de overkant van de straat naast de stationsparkeerplaats voor afhalers.

Wij gingen als laatste ook mijn inwendige verschonen en nieuw drinkwater inladen. Dit laatste ging niet zonder moeite want Ton moest de waterslang tegen de kraan houden anders hield de waterstroom op.
Maar de andere camperaars hadden evenveel moeite nodig. Wij gingen verder fourageren en dat moest bij Lidl gebeuren maar die was van de andere kant moeilijker te vinden. Eindelijk hadden wij die gevonden en werd ik weer volgeladen met proviand voor Ton en Toos. Tiga had een zak voer voor een maand bij zich.

Dus gingen wij daarna naar Jean Luc. Ooit een mooi vissersdorp maar nu een mondaine badplaats zoals Henday. Maar de staplaats voor campers was een modderig parkeerterreintje tussen de spoorlijn en een drukke verkeersweg in. Na veel geploeter konden ze mij tussen twee andere campers in wringen.

Ze besloten unaniem om daar niet te overnachten. Dus na een uurtje gewandeld te hebben keerden de drie T's weer bij mij terug.
Ze vertelden dat zij het dorp wel mooi vonden maar van het uitzicht konden zij niet genieten omdat het zo mistig was aan zee.

Zij besloten terug te keren naar Henday waar wij weer op de zelfde staplaats gingen staan
Ton zei tegen een Franse camperaar dat die ook de tweede dag maar terug ging net als hij, want hij herkende zijn camper.

Ze besloten weer naar de boulevard te wandelen en lieten mij dus achter bij de rij andere campers.
Later vertelden ze me dat ze de hele boulevard afgelopen hadden tot het einde waar de nieuwe casino gebouwd was dicht bij de 2000 jachten in de grote jachthaven. Naderhand wist Ton wel waarom ze het casino verplaatst hadden, de jachteigenaars hadden geen vervoermiddelen om de afstand tot de oude casino te overbruggen dus bleef het bezoek weg.


In Roquefort hadden ze plaats genoeg voor ons

Dag 10: woensdag 16 april, naar Roquefort
De volgende dag besloten ze om de weg via de kustweg te nemen naar Jean Luc en als het kon onderweg te stoppen en een wandeling te maken.
Dat deden zij en het weer begon wat op te klaren, het was toen niet meer zo mistig.

Bij een geschikte parkeerplaats aan de weg die parallel liep aan de Sentier Littoral werd er gestopt waar meerdere auto's op de parkeerplaats stonden.

Ik zag hen eerst naar het zuiden lopen maar na een kwartier zag ik hen terug komen. Ze waren waarschijnlijk tot het gedeelte teruggewandeld waar Tiga niet in mocht. Dus waren ze toen naar het noorden gegaan en verdwenen weer ut het gezicht.
Ze vertelden me later dat ze een mooi pad vlak langs de kust hadden gevolgd dat uiteindelijk in Jean Luc uitkwam.
Ze hadden het dorp niet meer bezocht omdat ze die al kenden, maar ze vonden de kust die uit lagen leisteen bestond heel prachtig. Sommige steenformaties waren heel prachtig gevormd.

Na een korte pauze gingen we weer verder via Biarritz naar het noordoosten. De weg ging langs een rivier die zijn oorsprong in de Pyreneeën had. Maar na een honderd km gingen we naar het noorden tot aan Roquefort want daar was weer een camperstaplaats volgens het boekje.

Een half uur voor Roquefort waren wij uit het bewolkte gebied. Alles was weer even zonnig als in het begin van de vakantie.
Het zuid Franse dorpje Roquefort was dan ook stralend in de hete zon. Wonder boven wonder waren ze bij de VVV annex het stadskantoor niet in een siesta gedompeld maar was een juffrouw aanwezig die Ton een kaart van het dorp en aanwijzingen gaf waar hij de staplaats kon vinden.

De stapaats was naast een plantsoen gelegen aan het begin van een brede weg waar aan het einde ervan de arena gelegen was. Het heette dan ook Allee d'Arena. Na het uitladen van zijn MTB ging Ton de omgeving verkennen. De Arena was een zuid Franse arena waarv de stieren het tegen de mensen mochten opnemen. En als ze het verloren hadden werden ze tot biefstuk of gehaktballen verwerkt. Het was dus een sport die hem niet kon bekoren.
Aan de andere kant van het dorp was de gemeente camping gelegen waar hij geen gasten kon ontdekken.Ook op de staplaats waar ik stond stond ik later alleen als camper. In het begin stonden er ook nog een paar andere auto's.

Na de maaltijd gingen de drie T's een wandelingetje maken door het dorp. Het was een uitgestorven dorp. Slechts één café was open.
Omdat iedereen moe was gingen ze vroeg naar bed.
Verder Terug Naar boven Home Page