BRETAGNE 2003

Naar onze eerste overnachtingsplaats: Nieuwpoort, België, bekend door de slag bij
Na de vorige dag water en reisbagage geladen te hebben en Ton op het nippertje de campergids voor Frankrijk bij het ANWB-kantoor kon halen, gingen Toos en Ton met Tiga de reis naar Bretagne aanvangen. Het was inmiddels al bijna half twaalf in de ochtend.
Er moest ook nog eerst diesel getankt worden.
Via de Westerscheldetunnel gingen we richting Cadzand. Aan het einde van de tunnel, bij het diepste punt, kon ik toch
nog in mijn vijfde versnelling omhoog klimmen.
Het was een grijze dag, er hingen buien in de lucht.
Via Sluis gingen we richting Knokke. Daar dacht Ton dat hij de vader van z'n schoonzoon in z'n Jeep zag. Het kon wel zo
zijn want die zou in een hotel te Cadzand een paar dagen doorbrengen.
Het was half twee in de middag. Ze maakten voor Knokke een sanitaire stop voor allen.
Ton reed een paar keer Knokke door en ook langs de Boulevard om er een indruk te krijgen of het waar was wat de vriend van zijn schoonzoon eens zei. Dat er veel mensen in de duurste
auto's rond reden. Het was toch wat minder dan hij vertelde. Misschien waren het vakantieverhalen.
De weg ging vlak langs de kust en op sommige plekken ook vlak langs het strand. De noord Belgische kust is een
soort badplaatskust met vele badplaatssteden.
Hier en daar zagen wij nog resten van Hitler's Atlanticwall.
Om een uur of twee nam Toos het stuur van Ton over en Ton las in de campergids dat je bij Nieuwpoort aan de Krommehoek kon
staan met de camper.
Toen we Nieuwpoort over de brug binnengingen stopten we direct daarna naar rechts bij een vrachtauto parkeerplaats. Er ging net een Duitse camper weg. Ton vroeg aan een plantsoenverzorger waar de Krommehoek was.
" Drie straten verder naar rechts", zei de man. Ton gaf dit door aan Toos en wij gingen drie straten verder naar rechts.
Daar troffen we een bord met het opchrift: "Welkom bij de KYCN", de Koninklijke
Yacht Club Nieuwpoort.
Daar stopten wij op de parkeerplaats en Ton ging het gebouw binnen en vroeg aan de bar aan de bardame of het
geoorloofd was om met een camper daar te overnachten. "De campers staan aan de overkant", zei de dame en
ze wees over het water.
Daar kwamen we net vandaan. Van deze kant komende, zagen we geen verbodsborden. Dus gingen we op de mooiste
plek staan.
Ton en Toos gingen met Tiga langs de waterkant, de IJzer dus, naar zee wandelen. Er was net een nieuwe
wandelpromenade aangelegd langs de IJzer. Dat was een kilometer of vier lang. Daarna gingen ze ook nog door
Nieuwpoortbad, langs de boulevard wandelen. De tocht duurde twee en een half uur. Het was mooi weer toen.
Aangenaam van temperatuur om te wandelen. Ze kwamen honderden wandelaars tegen. Ze zagen ook honderden
zeewaardige zeiljachten aan de steigers liggen. Het was net hoog water geweest.
Toen ze terugkwamen bij mij kwam er een dame van een andere camper bij ons vragen of wij hier mochten staan. Wij dachten van wel volgens het boekje. Zij zei dat er een man naar hun toe was gekomen en die vertelde op norse toon dat het verboden was om daar met een camper te staan.
Ze zei dat hij gezegd had dat het verboden was en dat het op drie borden na de afslag naar de Kromme Hoek duidelijk geschreven stond. Ze zei dat de politie er
al langs geweest was en dat die er niets van gezegd had. "Dan heeft u vast al een bekeuring ," zei de man weer.
Niemand zei er wat tegen ons dus bleven wij er staan.
Trouwens het regende daarna met buien en Ton dacht dat er niemand voor die ene camper naar de haven zou gaan.
Want de dame en haar man die graag daar wilde vissen waren al weg. Het lezen in de campergids had hun niet kunnen
overtuigen om te blijven.
In de avond bedacht Ton dat hij toch een omvormer moest aanschaffen. Z'n digitale fotocamera was zonder spanning en hij kon daar geen electriciteit betrekken.
Voorlopig moest hij alles wat hij interessant vond maar op video vastleggen.
Voor het naar bed gaan zagen Ton en Toos dat de restauranthouders tegenover onze parkeerplaats hun etablisement gingen sluiten.
Ze stapten namelijk net in hun auto. Deze hadden zij achter het verboden inrij bordje op hun terrein geparkeerd. Ton vermoedde dat zij de andere
camperaars van de parkeerplaats hadden verjaagd. In de zomer kon hij dat wel voorstellen, maar nu waren er bijna geen klanten voor het restaurant.
In de nacht zag Ton als hij even uit mij stapte dat de honderden schepen wel vier meter gezakt waren. Maar de volgende
ochtend waren zij weer omhoog gekomen.
Naar de tweede overnachtingsplaats: Quistreham, Normandië, bekend vanwege D-day
De volgende ochtend regende het en het was geen aangenaam weer om de deur open te houden. Dus vertrokken wij snel naar een andere plek omdat Ton en Toos niet daar wilden gaan ontbijten.
Het bleek de vrachtautoparkeerplaats te zijn. Daar stonden ook veel normale auto's en autobussen omdat het dicht bij het centrum was.
Ton en Toos zagen ook de andere camper van de vorige avond aan de overkant staan. Die stonden op een overslagterrein voor grind. De graafmachines reden af en aan om de camper heen.
Na een tijdje zag Ton hen naar andere oorden vertrekken.
Het weer klaarde een beetje op en Ton en Toos besloten de reis voort te zetten. We volgden de snelweg om Calais heen tot Dieppe. Ergens moesten we wel de TGV-lijn naar Sangatte overheen gereden hebben maar
wij zagen geen trein voorbij rijden.
Daarna gingen wij ook op de snelweg richting Rouen. Daar staken wij de Seine over en na een poosje zei Toos dat wij bij Lisieux konden staan. Zij gaf de route aan. Maar even voorbij Rouen reed Ton nog steeds naar het westen terwijl wij eigenlijk
naar het zuiden moesten. Daarop werd besloten om in de buurt van Caen te gaan staan. Ton opperde om naar Quistreham te gaan.
In de campergids stond dat je onder de vuurtoren kon gaan staan.
Ton deed het kaartlezen want hij had geen last van duizeligheid."Dat heb je niet als je je kunt orienteren door naar buiten te kijken", zei hij.
Maar ja, Toos, is eenmaal geen piloot.
Langs de witte weggetjes op de kaart ging het richting Quistreham. We gingen over de beroemde bruggen over de Orne en kwamen al gauw aan de havenkant van Quistreham.
Toen bleek pas dat de vuurtoren zich aande andere kant van de sluis bevond, We moesten via een smalle en kromme brug
de sluis over. Dat werd door een stoplicht geregeld. Toen wij daar aankwamen en het licht op groen ging en wij al een
paar meter op de brug waren zagen wij van de andere kant een auto met aanhanger langzaam onze kant op rijden.
Bij de bocht liep hij vast en het duurde een tijd voor hij de brug helemaal over was. Toen wij ons op de brug begaven bleef mijn achterwiel op de rand van de brug steken. Toos gaf meer gas en wij kwamen er overheen op de smalle brug.
Bij de bocht kwam nu mijn voorwiel tegen de rand en moest er langzaam en voorzichtig verder gereden worden.
Ondertussen was er een auto van de andere kant reeds op het begin van de brug gekomen. Die moest terug want wij waren al voorbij de bocht.
Dat lieten de inzittenden van de Franse auto op z'n Frans aan ons weten. Ton zwaaide vriendelijk terug en bedankte de mensen voor hun geduld.
Een honderd meter verder zagen wij dat er reeds zes campers onder de vuurtoren bevonden. Ze hadden nog een
plaatsje voor ons open gelaten. Het waren allen Fransen en de meesten reden in een Pilote camper.
Wij hadden niet zoveel ruimte nodig en konden ons goed inschikken.
De standplaats was tegenover een zeilschool. Maar het seizoen was al afgelopen zodat er geen zeilers te vinden waren.
Toch was het prachtig weer met temperaturen boven de twintig graden. Na het eten gingen Ton en Toos met Tiga een eindje de pier op en later ook over de brug richting de Ferry naar
Portsmouth. Daar stonden wel twintig campers op de parkeerplaats te overnachten. Het plaatsje is wel ingesteld op D-day toeristen, veel Engelsen en Amerikanen waren er te vinden.
Die nacht sliepen Ton en Toos tamelijk goed en zij hadden geen last van de schijnwerper in de toren want die scheen over ons heen.

Naar de derde overnachtingsplaats: Plevenon, voor cap Frehel
De volgende ochtend was Ton het eerste wakker en hij liet Tiga uit op het strand ten oosten van de vuurtoren. Het was
laag water. Het was een hele grote vlakte waar Tiga naar hartelust kon rondrennen. Er was niemand aanwezig op het
strand.
Na het ontbijt gingen we langs het kanaal richting Caen.
We zagen langs het water aan de rechterzijde van de weg verschillende idyllische plekjes om te overnachten. Omdat we net van de andere kant kwamen
was het dus aan onze aandacht ontsnapt.
We gingen de ringweg rond Caen op en deden dat antikloksgewijs. Bij het ingaan van de ringweg werden wij door een snelle Fransman
ingehaald die vanuit een invoegstrook ons voorbijreed en even later vlak voor ons langs de ringweg weer verliet.
We zouden dat later meerdere malen meemaken.
De tocht verliep voorspoedig naar het westen en het werd steeds mooier weer.
Toen we voorbij Dinan waren besloten Ton en Toos om even te pauzeren en een hapje te gaan eten. Dat deden ze een
paar km na deze plaats. We stonden op een heuvel en hadden een prachtig uitzicht over het land. Zo zou Jan, een zoon van een van Ton's en
Toos' vrienden die in de buurt een boerderij heeft zich ook voelen als hij naar zijn landerij kijkt.
De tocht ging verder via Plancoët richting Matignon. Toen wij deze gepasseerd waren gingen we vlak langs de kust naar Ste-Aide en verder
Plevenon. Daar, wisten Ton en Toos, dat ze bij het gemeentehuis konden staan voor de nacht.
We gingen toch eerst naar kaap Frehel omdat het pas een uur was.
Daar stopten we en Ton, Toos en Tiga gingen die twintig minuten dat de tocht naar de kaap
duurde te voet verder lopen door het heidegebied. Het ging allemaal langs afgebakende paadjes vertelden ze later aan me. Ze hadden de twintig minuten binnen een kwartier afgelegd en wilden toen naar Fort de la Latte lopen. Dat duurde tachtig minuten volgens de borden. Dat hebben ze gedaan in zestig minuten. Onderweg maakte Ton video opnames van de wandeling en van het mooie uitzicht. Tijdens de wandeling moesten zij verschillende groepjes wandelaars inhalen op de smalle paadjes en nadat ze Fort de la Latte bereikt hadden en weer op de terugweg waren kwamen zij die mensen weer tegen.
Fort de la Latte was een mooi klein Fort op de punt van een schiereiland. Vanaf Kaap Frehel tot het Fort had je een prachtig uitzicht op de zee.
Het was zeker 28 graden die dag en de zon brandde op onze ruggen, vooral op de mijne want ik stond stil.
Ton merkte op dat er overal vlasdoeken op verschillende soorten heide begroeiïng gelegd werd om deze planten tegen kapottrappen te beschermen.
Ook werden verschillende oude paden afgezet met roestvrij stalen draden.
Even na vieren keerden wij terug naar Plevenon omdat dat toch de beste plek was om te camperen.
Omdat er nog niemand was zette Ton de luifel uit en haalde de stoelen uit de kist. Hij haalde ook zijn fiets van het rek en ging de omgeving verkennen.
Na een half uur was hij langs de kerk geweest, langs het café, langs de campers die langs de weg bij het strand stonden, was hij een eind op het strand
wezen fietsen tot het niet meer ging, was hij door een grote gemeentelijke camping gefietst en had hij verschillende
gehuchten gezien.
Bij de overnachtingsplaats stond een gebouwtje waar een dames- en herentoilet waren. Het herentoilet was heel vies.
Er was wel een urinoir bij aanwezig.
Buiten het gebouwtje aan de weg was de service paal. Voor twee Euro kon je of 100 l water of een uur stroom krijgen.
Er was ook een afvalwaterput ernaast en een chemisch afvalput voor de Thretford cassette.
Ton wist nu dat je een waterslang moest hebben van vijf meter met een kraan koppeling met binnendraad zoals op de tuinslang.
De Engelsman had een zak vol koppelingen bij zich die geeneen ervan erop pastte.
Na het avondeten gingen Ton, Toos en Tiga een wandelingetje doen. Ze kwamen langs de kerk, de dorpsparkeerplaats
en het kerkhof. Daar zochten Ton en Toos naar de waterkraan die J.B. ons had verteld , dat het bij iedere kerkhof aanwezig zou zijn.
Maar die kraan vonden zij niet.
Zij liepen verder naar het zuiden tot bij een restaurant dat druk bezet was. De gerechten die zij serveerden waren niet duur en de kwaliteit
was, gezien de drukte, toch wel door velen te waarderen.
Op de terugweg kwamen zij langs een pannekoekenrestaurant, een creperie. Daar zaten slechts enkele gasten. Wel waren er twee
honden die tegen Tiga begonnen te grommen. Gelukkig was de baas er direct bij en die berispte hen even zodat het weer stil was in het dorp.
Behalve het jonge Duitse stel in een Knaus waren er de Fransman in een Hymer en een onbekende in een bestelbus
die we er niet uit zagen komen.
Het was zaterdagavond. In de nacht werden we wakker gehouden door een stel Franse jongelui die in hun auto en sommigen
buiten de auto, naar de harde geluiden van de speakers in hun auto zaten te luisteren. Vaak probeerden ze er bovenuit te schreeuwen. Dat
feest duurde tot twee uur en toen moest het, misschien vanwege een verordening, muisstil zijn.
Dat was een verademing. Maar de kerkklok bleef elk halfuur z'n dreunen geven. Als je op vijftig meter er van af zit merk je het wel, vooral als je nog niet slaapt.
Naar onze vierde overnachtingsplaats: Trébeurden, roze granietrotsen
De volgende ochtend gingen Ton en Toos een douche nemen op de camping.
Daarna gingen we langs de kust richting St. Brieu. Onderweg werden we door een Fransman ingehaald terwijl we zelf een fietser gingen passeren.
Bovendien kwam er nog een tegenligger ons tegemoet op die toch niet zo brede weg. Enfin het ging allemaal op z'n nippertje goed.
Vlak voordat we de snelweg opgingen piepte ik voor de tweede keer omdat ik droog stond. Mijn oliepeil was tot een minimum gezakt.
Ton stopte daarna bij een Total benzinestation en kocht 2 l Diesel smeerolie voor me 10W40 was het. Hij peilde na even gewacht te hebben
mijn oliepeil en constateerde dat ik droog zat. Hij goot de 2 l in mijn carter en na een poosje gewacht te hebben peilde hij nogmaals. Het bleek
niet genoeg te zijn. Dus kocht hij nogeens 2 l olie en goot een liter in mijn carter. Dat was genoeg en wij reden verder tot Trebeurden.
Dat was een plaatsje aan de kust waar je roze graniet kon vinden. We kwamen aan bij een servicepunt en daar stonden reeds een 8tal campers.
Als negende konden wij redelijk goed bij de andere ingang staan. Later kwam er nog een camper bij, een grote Mercedes
integraalcamper. Toen was de camperplaats vol.
De plaats lag aan de voet van een heuvel aan de weg van Trebeurden naar het noorden.
Omdat het nog vrij vroeg in de middag was gingen Ton en Toos een eindje fietsen. Toos wilde niet langs het strand naar het noorden
want daar waren te veel auto's. Dus zochten ze een weg naar rechts die heuvelopwaarts ging naar het binnenland en
daarna wilde Ton naar links om parallel aan de kustweg naar het noorden te gaan.
Ze namen een verkeerd pad, een chemin, zodat ze in het bos terechtkwamen bij een stuwmeertje en de weg liep daar dood.
Het was wel een steile bosweg want zelfs Ton kon in zijn laagste versnelling de helling niet op.
Achteraf terugdenkende begreep Ton waarom die twee auto´s boven aan de helling geparkeerd stonden! Ze namen het risico niet om niet meer tegen de helling op te kunnen rijden als ze die afgedaald waren, dus bleven zij maar mooi boven!
Even later vonden ze een parallelweg die een tijdje boven de weg langs de kust liep.
Maar een paar kilometers verderop kwam die weg toch bij de kustweg terecht. Die volgden ze nog een halfuurtje en kwamen zo bij een uitzichtpunt
in een dorp bij de rose granietrotsen. Vanaf een rots had je een mooi uitzicht op de baai en de stranden.
Jammer dat ze geen videocamera meegenomen hadden.
Na een uur waren ze weer bij mij. Ze hadden genoten van de rit, het was steeds heuvel op en dan weer af bij een warme temperatuur.
In de avond liet Ton Tiga uit en ontdekte tien minuten de heuvel op daarna naar rechts, een interessant paadje. Het heette "Sentier du marais", het moeraspad dus. Dat wilde Ton wel zien, en omdat het slechts een half uur duurde en de schemering nog wel zo lang zal blijven aanhouden, gingen hij en Tiga aan de lijn het pad op.
Het was een heel smal kronkelig paadje en overal zag je mos aan de bomen kleven. Ook waren er veel varens te zien. Het pad was voor een groot deel over vlonders, die moest je wel hebben als het normaal dus heel nat was. Ze hadden over de vlonders ook kippegaas gespannen zodat Tiga geen moeite had met erover te lopen.
Het was een hele droge zomer geweest dit jaar zodat het nu niet nodig was.
Ze verdwaalden een keer omdat een afslag niet goed aangegeven stond maar toen die weg dood liep vonden ze het goede pad al gauw terug.
Beneden kwamen ze in een rietveld terecht dicht bij de camperplaats.
"Het was een mooie tocht om de volgende ochtend samen met Toos over te doen, " zei Ton.
In de avond deden Ton, Toos en Tiga nog een strandwandelingetje. Die was immers maar honderd meter van onze staplaats verwijderd. Ze zagen de gloed van de ondergaande zon nog in het westen.
Tiga mocht niet te dicht bij het eenzame vissertje komen en ook niet bij de vuilniston.

Op weg naar de vijfde overnachtingsplaats: Lampaul-Plouarzel
De volgende dag gingen Ton, Toos en Tiga het moeraspad aflopen. Toos vond het inderdaad een mooi pad om te
lopen. Er waren boswachters bezig om bomen te rooien. De met rode kruisjes gemarkeerde bomen moesten
omgezaagd worden. Bij vol daglicht was het toch een ander aanblik dan bij schemering. En voor de tweede keer is het nieuwe er ook af.
We gingen daarna op weg naar Lannion om te tanken en om een waterslang te kopen. Die kon je misschien bij een auto service station kopen had de kassa juffrouw gezegd.
Maar de volgende service station had geen waterslang. Je moest het bij een Doe het zelf zaak kopen zei deze. Bij een bouwmaterialen winkel hadden ze alleen 25 m slang maar geen aansluitingen.
Dus kocht Ton die rol toch maar. Maar hij vroeg wel waar je de aansluitingen kon kopen. Bij de Mr. Bricolage bedrijven
zei de man. Dus voorbij Brest, bij St. Renan, vonden we eindelijk een Mr. Bricolage en kon Ton de aansluiting maken.
Maar voor het zover was kwamen wij al bij onze vijfde overnachtingsplaats aan. Het was het dorpje Lampaul-Plouarzel zo'n twintig km ten westen van Brest aan de kust.
Bij een infobord midden in het dorpje stopte Ton en hij ging kijken waar de camperplaats was. Het was dicht bij de haven en dicht bij de camping die 15 september net gesloten was.
Er stonden reeds zo'n tiental campers rondom de wc's en douches gebouw, maar deze laatsten waren gesloten.
Het was heel warm die dag wel 28 graden. En wij hadden geen water aan boord. Dus ging Ton met de afwasteil naar de kraan toe om water te zoeken. Maar nergens was er water uit de kraan te krijgen.
De Duitsers die boven op de heuvel op het servicepunt neerkeken zagen dat en riepen dat zij wel water hadden voor de hond. Dus toog Ton met Tiga en het afwasteiltje naar boven en kregen
een half teiltje water.
Dat vonden Ton en vooral Tiga heel vriendelijk van die mensen.
Zij vertelden aan Ton dat zij er al drie nachten stonden en dat zij iedere dag van het mooie uitzicht genoten.
Zij vertelden ook aan Ton dat er bij de haven een kraan was waar je gratis water kon tanken.
Dat zal Ton dus direct gaan doen zodra de slang gemaakt was. Daarvoor moest hij eerst met ons een plekje op de
heuvel uitzoeken. Het was net naast de Duitser met een zelfbouw Mercedes camper.
Die vertelde dat hij drie dagen ook op die plek gestaan had omdat het zo prachtig was in de omgeving en hij van het uitzicht genoot. Hij kwam uit de buurt van Frankfurt.
Werkte niet meer maar moest zijn verhuurde huizen wel blijven onderhouden.
Omdat het terrein niet vlak was gebruikte Ton voor het eerst de wielblokken. De achterkant van mij moest omhoog.
Dat ging wel wat stroef omdat de straal van de oploophelling te krap was. Ton zou het thuis nog veranderen.
Ton en Toos vonden het ook een goed idee om een paar dagen op die plek te blijven staan. Nou dat vond ik ook wel goed.
Ton en Toos gingen die middag een strandwandelingetje maken en kwamen zo een oude Fransman tegen die heel ijverig een stapel
zeewier aan het verjouwen was. Is het voor het maken van gelatine vroeg Ton aan de man. Nee zei de man, ik gebruik het voor bemesting. Voor de bemesting van groenten vroeg Ton weer.
De man knikte van ja.
Zij wandelden verder tot zij bij het einde van de haveningang kwamen, toen moesten zij terug naar waar ik stond.
Ton ging na het eten met de fiets de weg naar het noorden verder verkennen en zag een weg langs de kust voor de volgende dag met Tiga en Toos.
Hij zag ook de stadscamping die net op die dag gesloten was. Die grensde aan het voetbalveld en de sporthal. Naast het voetbalveld was een open veld dat bezaaid bleek te zijn met zeewier als grasbemesting
Die avond was het gelukkig niet zo warm. Wel hadden ze last van de muskieten. Tot drie uur in de nacht was Ton nog bezig met de muskietenjacht.
De volgende ochtend, het was dinsdag, moest er brood gekocht worden en Ton ging met de fiets het dorp in om brood te kopen. Bij de plaatselijke supermarkt kocht hij het grootste brood dat hij daar zag liggen. Daar kunnen
wij wel een hele week van eten zei Toos.
Ton had ondertussen het dorp op de fiets verkend en zag dat er een markt was, op die dag.
Omdat mijn Chemisch toilet vol was gingen Ton en Toos met mij dat eerst lozen, daarna vuil water lozen en water bij de haven inladen.
Toen zij terugkwamen zagen zij dat de Engelsman en zijn vrouw met hun camper weg waren dus gingen wij op die mooiere plek staan.
Daarna gingen Ton en Toos naar het zuiden fietsen. Het was heuvelachtig en bij de watertoren moest Toos afstappen.
Ton kon met twee fietstassen aan zijn fiets die heuvel wel op. Zou het toch aan die 21 versnellingen liggen die hij heeft terwijl Toos er maar 3 heeft?
Toen zij terugkwamen bij mij was de Duitser nog niet onderweg naar Frankfurt. Zijn accu was leeg. Gelukkig kon hij via een gelijkrichter en de stroomtoevoer bij het servicepunt nog net zijn camper weer starten.
Vlak daarna kwam nog een Duitse camper naast ons staan. De man haalde uit zijn camper een propeller met motor die hij even liet draaien. Daarna ging hij naar het grasveld naast het voetbalveld en begon een vleugelparachute
in te stellen voor een vlucht. Hij bond de motor met propeller op zijn rug. Een half uur daarna was hij zover dat hij een
proefaanloop nam. Bij de tweede aanloop kon hij opstijgen. Binnen een paar minuten was hij naar het noorden vertrokken.
Zijn vrouw had ondertussen ook niet stil gezeten, zij vroeg of de andere Duitse vrouwen hun haar gekapt wilden hebben. Nou ja dat wilden ze wel. Zo had ze in een uur tijd drie klanten.
Een uur later gingen Ton en Toos met Tiga een wandeling langs het strandpad maken naar het noorden. Het was het sentier littoral, en wit rood aangegeven.
Net toen zij weggingen kwam de Duitse vliegenier terug.
Zij volgden eerst de autoweg en later namen zij de sentier littoral tot het volgende dorp: Lanildut. Maar voordat ze daar waren versperde de monding van derivier l'Alber Ildut hun de weg.
Ze bleven een half uur daar zitten om naar het uitzicht te kijken van binnenvarende schepen. De vrachtwagens die de lading kwamen lossen en de mensen die na hun werk naar het strand gingen om te zwemmen of te vissen.
De vissersboten brachten geen vis aan wal maar zeewier die verder tot compost verwerkt werd.
Na dat halfuurtje gingen zij dezelfde weg terug maar nu helemaal langs het voetpad.
Dicht bij onze standplaats zagen zij een jongeman op een MTB ook het pad oprijden maar die bleef ergens in het zand hangen.
Na terugkeer probeerde Ton op zijn fiets ook de route die de jongen nam en hij had beter geluk, hij hoefde niet af te stappen.
Hij verkende ook het kustpad naar het zuiden want die zouden Toos, Tiga en hij de volgende dag gaan wandelen.
Ton hoorde onze Duitse buurman zeggen dat hij wel 3 weken erover deed met de gasfles van 20 kg.
De twee grote vuilniscontainers beneden ons bij de servicepaal waren de laatste dagen steeds overvoller geraakt van de mensen die hun
vuilnis in plasticzakken erin en op het laatst ernaast deponeerden.
Het waren soms acht en dertig campers die er op het grote terrein omheen stonden.
Ton zag een grote meeuw naar een plasticzak met vuilnis lopen en die meeuw begon er in te pikken en eraan te sjorren.
Dat liet Ton niet toe. Met veel kabaal beduidde hij de meeuw dat hij dat moest laten. De meeuw luisterde naar hem.
De volgende dag, woensdag, gingen Ton, Toos en Tiga het kustpad naar het zuiden lopen. Het was heuveltje op en heuveltje af. Hier en daar moest er
langs de autoweg gelopen worden als het pad weer: mauvais sentier, was.
Ze kwamen langs een punt dicht bij de vuurtoren waar ze een nepvuurtoren aan het bouwen waren. Dat moest een restaurant of andere attractie worden.
Na drie uur wandelen hadden ze le Qonque nog net niet bereikt, dat zou nog een drie kwartier duren en dat vonden ze te veel voor die dag.
Na een kwartier rust en wat gegeten en gedronken te hebben gingen zij terug.
Het begon ineens ook miezerig weer te worden, het weer sloeg helemaal om. Dat kon je goed zien aan het uitzicht die je eerst had. Ineens had je geen uitzicht meer.
Op de terugweg belemmerde een geparkeerde auto het uitzicht op de ingang van het pad en daardoor gingen Ton, Toos en Tiga te veel het binnenland in.
Ze kwamen langs de vuurtoren weer op het strand en kwamen daarna toch weer op tijd terug bij mij.
Het weer was toch niet zo slecht geworden als ze dachten.
In de avond fietsten zij nog even naar het dorp om te zien hoe die er uitzag.
's Avonds was Ton te moe om de stoelen naar binnen te slepen. Hij had geluk, behalve dat ze omgewaaid waren,
lagen ze er de volgende ochtend toch nog.
Naar de zesde overnachtingsplaats: Concarneau
Na drie nachten op die ene standplaats gestaan te hebben gingen wij toch op weg naar de volgende plaats. We gingen eerst water tanken bij
de haven en daarna gingen we op weg. Ton had gezien dat er in de buurt bij Keranguéné een menhir te zien zou zijn. Nou dat wilde hij wel zien hoe
Obelix die op zijn rug genomen had. Het bleek een hele grote te zijn van 9 m hoogte. Ton dacht dat hij wel 30 ton woog.
De reis voerde weer langs Brest en Quimper naar Pont 'Labbé en toen weer even verder naar het noorden. Maar daar bleek geen overnachtingsplaats te zijn,
alleen een servicepunt dicht bij een waterzuiverings installatie.
Dus gingen wij terug naar Pont 'Labbé.
Daar raakten we in de stad even de juiste koers kwijt en kwamen zodoende bij de haven van de stad terecht. Het was een getijdehaven midden in
de stad en de bootjes lagen op het droge. We stonden aan de zuidzijde aan de kade met nog een paar campers, waaronder een Engelsman met een Ford Autosleeper.
De tegenhanger van mij dus.
Ton, Toos en Tiga lieten mij daar alleen achter en zij gingen de stad te voet verkennen. Zij zeiden tegen elkaar dat indien zij in deze stad konden overnachten
zij wel ergens konden gaan dineren.
Zij keken dus uit naar een geschikt restaurant.
Maar eerst zochten zij naar het Bureau du tourisme en toen zij die gevonden hadden vroegen zij naar de camperplaatsen in de stad. Zij hadden er twee.
De eerste was bezet door een kermis en de tweede was bij een grote supermarkt :Lidl. De laatste vonden zij niet geschikt en besloten zij verder te reizen naar de volgende stad met een camperplaats. Dat was Concarneau.
Bij het verlaten van het terrein van Lidl moesten zij langs het benzinestation en zij zagen dat daar diesel het goedkoopste was: 70 eurocent. Dus hadden ze me vol laten tanken met diesel.
Bij Concarneau konden zij op het terrein van het voormalige spoorwegstation staan. Er konden wel 100 campers op die plaats staan. Er waren op het laatst toch wel 50 campers aanwezig laat in de avond. Er waren goede toiletvoorzieningen geschonken door Hertz en verder was
het er keurig en netjes.
Ton, Toos en Tiga gingen te voet de stad verkennen en vonden het een leuke stad om als toerist te wandelen. Niet te groot en niet te klein, zo'n 20.000 inwoners
tellend met veel historische attracties, waaronder een oud stadsgedeelte en verschillende musea.
Toen zij aan de oever van het water bij het oude stadsdeel waren, zagen zij een pontje met passagiers het water oversteken.
Zij besloten om de volgende dag de overkant van het water te verkennen door met het pontje over te steken.
Toen het donker werd, het was al bijna acht uur, gingen Ton en Toos zonder Tiga de stad in om één van de restaurants uit te proberen. Bij een echt Frans restaurantje, met neonverlichting, zagen zij Beuf Bourgignon voor een heel
klein prijsje op het uithangbord staan. Dat probeerden ze uit met een fles wijn erbij. Voor de prijs was het niet slecht.
Het was natuurlijk geen drie sterren restaurant. En hoe langer je de beuf op het vuur laat sudderen hoe lekkerder het smaakt.
Met een voldaan gevoel in hun magen keerden zij naar mij en Tiga terug.
De volgende ochtend gingen zij en Tiga met het pontje naar de overkant. Het was niet meer gratis, maar om het water over te zwemmen was toch lastiger.
Ze liepen langs het pleintje en kwamen daar de Engelse Autosleeper weer tegen. Die stond daar aan het water en had
waarschijnlijk daar overnacht.
Ton besloot daar ook te gaan staan als dat mocht. Maar eerst wandelden ze helemaal langs het standbeeld van Duguesne,
een tegenhanger van Michiel de Ruijter en toen helemaal langs het strand.
Daarna liepen zij over de grote brug, voorbij het hospitaal, weer terug naar het station. Daar pikten zij mij op en reden
met mij naar de plek naast de Engelsen. Want inmiddels had Ton in het informatiefoldertje, die zij de vorige dag bij het Bureau du tourisme hadden gekregen, gezien dat daar ook een camperplaats was.
Het was daar heerlijk toeven naast de flaneerroute van dat stadsdeel met een magnifique uitzicht op de twee havens en het oude stadsdeel.
Er waren ook een paar banken waar je op kon zitten als mens. En ook hadden ze daar een toiletgebouw voor de mannen, pardon, heren.
Toos vond het ook een lekker plekje om op de bank van het uitzicht te genieten en een boek te lezen. Dus mocht Ton die avond een maaltijd bereiden.
Het was wel is waar geen maaltijd binnen acht minuten, maar wel een gezonde maaltijd binnen 20 minuten.
Ton kon in de avond en vroeg in de ochtend toen het donker was, de lichtjes van de voorbijvarende bootjes zien. Ook keek
hij uit op het plein aan de overkant waar de restaurants waren.
Naar de zevende overnachtingsplaats: Quiberon
Nadat Ton en Toos een gezond ontbijt genuttigd hadden en nadat Ton natuurlijk Tiga uitgelaten had gingen wij op weg naar Quiberon. Het plaatsje waar in 1974 Ton en Toos met hun kinderen een vakantie hadden doorgebracht.
De tocht ging langs vrije vierbaans snelwegen tot Auray. En toen via de plaatselijke hoofdwegen naar Plouharnel. Zo kwamen wij bij de camperplaats van Quiberon. Het was bij het dorpje Herné, ten noordwesen van Quiberon. Wij waren een van de laatsten die op het hoekje van de camperplaats konden staan.
Behalve een Nederlander waren het allemaal Fransen.
Ton ging meteen zijn fiets van het rek halen en ging de omgeving verkennen. Hij fietste langs de kust en zag daar een mooi kustpad om te wandelen.
Na het eten gingen Ton, Toos en Tiga wandelen en ik bleef rustig bij de andere campers stil staan.
Ze zeiden dat het een mooie wandeling was langs de steile kust. Overal stonden borden dat je er niet mocht zwemmen en toch deden een paar Duitsers het.
Het was nota bene bij een gedenkplaat ter nagedachtenis aan de twee omgekomen brandweerlieden die in 1979 een paar zwemmers wilden redden maar zelf verongelukten.
Je mocht ook niet met je MTB langs de rotsen stond er op de borden. Maar dat had Ton nog niet kunnen lezen toen
hij met zijn fiets de paden afreed. Maar gelukkig leeft hij nog steeds.
Er kwamen ook steeds nieuwe campers aan om te kijken of ze er nog bij konden staan maar als ze zagen dat het vol was dropen ze af.
Er was ook een Duits zusje van mij die er even keek. Ton zwaaide naar hun en zij zwaaiden terug.
Ton ging ook een half uurtje naar Quiberon en terug fietsen om de weg erheen te verkennen. Want tegen de avond
deed hij met Toos het een keertje over.
Ze herkenden het bijna niet meer terug. Er was een nieuwe skyline gekomen en vele pittoreske huizen zijn verdwenen.
Tegen donker waren zij weer terug bij mij.
Onderweg hadden zij mijn zusje nog gezien die tussen een rij andere campers bij de kust stonden.

Naar onze achtste overnachtingsplaats: St. Leonard, Normandië
De volgende ochtend, het was zondag, gingen Ton en Toos Quiberon verder verkennen. Ze zagen dat er winkeltjes open waren en dat er veel toeristen het centrum
al gauw gezellig druk maakten. Maar zij konden niets vinden wat zij leuk vonden. Wel gingen zij ook langs de camping waar zij in 1974 met de kinderen neergestreken waren. Het was niet ver van de zee.
Na het chemisch toilet schoongemaakt en water getankt te hebben gingen we op weg naar onze volgende bestemming.
De tocht ging over Vannes, Ploërmel, Rennes en Avranches. Het waren merendeels snelwegen. Dus voor vijf uur 's
middags waren wij bij St Léonard waar wij in de verte Mont Saint - Michel zagen.
Ton, Toos en Tiga gingen meteen het wijde strand op want het was eb, maar zij bleven toch weg van de drassige delen. Want op de bordjes stond dat er hier en daar drijfzand was.
Ton ging weer een half uurtje met de fiets de buurt verkennen en hij kwam terug met het verhaal dat hij voorbij het dorpje Genets gereden was tot bijna bij het volgende dorp Dragey.
Je had overal mooie vergezichten zei hij.
Wij stonden net op het puntje van het schiereiland dat in de baai van Mont Saint - Michel tussen Avranches en Mont Saint - Michel in ligt.
Het was mooi weer en het was tamelijk druk voor zo'n stille weg. Er stonden tien auto's om ons heen geparkeerd.
Zo af en toe hoorde je en zag je vliegtuigjes over de baai heen scheren. Sommige vliegtuigjes waren zo klein dat je de
piloot onderaan ziet bungelen. Sommige waren wat groter en gingen dan net over het water langs de
kust vliegen. Aangezien de weg tien meter hoger lag dan het water was het vliegtuig soms lager dan het niveau waar wij stonden.
Maar naarmate het later werd gingen de dagjesmensen één voor één weg. Op het laatst waren wij alleen in het donker.
Om een uur of tien kwam een Duitse camper voor ons staan in de bocht. Wij voelden ons dus niet meer zo alleen in de bush.
Om twaalf uur kwam een andere camper luid toeterend ons voorbij in de bocht maar hij reed door.
Om een uur of twee 's nachts stopte een auto ook in de bocht en zagen wij en hoorden wij een manspersoon het pad naar het strand oplopen.
Was het een politieagent, een milieuambtenaar of iemand anders? Wij wisten het niet. Hij was na een kwartier weer vertrokken.
Om een uur of vier kwamen twee auto's met een paar mensen erin bij onze hoek stoppen en hoorden wij eenden
kwaken. Het waren jagers met lokeenden. Dat bleek ook toen Ton hen de volgende ochtend aansprak.
Ze hadden geen andere eenden zien dalen, dus de vangst was nihil.
Onze negende overnachtingsplaats: Amiens, Noord Frankrijk
De volgende ochtend reed Toos het eerste stuk en gaf Ton aanwijzingen hoe zij moest rijden. Het ging het eerste uur langs de smalle weggetjes om binnendoor naar de hoofdweg te komen.
Daar heeft Toos haar vuurdoop gekregen want soms kwamen wij tractoren en grote combines op de smalle weggetjes tegen. Enfin ze heeft het goed gedaan en Ton nam mij op de hoofdweg weer van haar over.
Zonder pech en ongelukken reden wij via Caen en Lissieux en Rouen richting Dieppe tot Neufchatel-en- Bray. Daar gingen wij van de snelweg af en dachten bij Poix -de-Picardie te kunnen overnachten.
Maar Ton kon de camperplaats niet vinden. En het Bureau du Tourisme was gesloten.
Dus besloten ze door te rijden tot Amiens om te proberen daar een camperplaats te vinden.
We stopten eerst bij de cathedraal en gingen vandaar op een infobord kijken waar de camperplaats lag. Die was niet ver daar vandaan
naast het water en een drukke vierbaans ringweg.
Daar stonden zo'n vijftig auto's geparkeerd waar plaats was voor wel twee honderd auto's.
De bodem was verhard met asfalt maar hier en daar waren de kuilen met steenslag opgevuld
Er kwam een ouwe rot in een camper, herkenbaar aan de grote hoeveelheid stickers waar hij allemaal al geweest was,
eerst naast ons staan, maar later was die weer verdwenen. Kennelijk vond hij de plaats te druk. Dus stonden wij daar helemaal alleen.
Ton en Toos gingen eerst te voet naar de Cathedraal terug om te zien of die te bezichtigen was. Onderweg begon het te regenen en
de cathedraal was gesloten, die zou de volgende ochtend pas om tien uur open zijn. Dus gingn zij door de regen weer
terug naar mij.
Die avond konden Ton en Toos de slaap niet vatten vanwege het verkeer die vlak langs hun heen raasde. Vooral het zware verkeer kwam zeker boven de 95 dB A uit.
In plaats van schaapjes tellen probeerde Ton deze vrachtwagens te tellen die voorbij reden. Hij kwam tot 55 en toen viel hij toch in slaap.
Maar om vier uur kwamen zij weer aanzetten en dat duurde weer de hele ochtend door.
De tiende overnachtingsplaats: Weer thuis
Om zeven uur besloot Ton om toch maar op te staan en Tiga uit te laten. Hij was nog niet helemaal wakker. Dat bleek toen hij de lijn waar Tiga aan vastzat om zijn
beide benen liet slingeren. Op dat moment trok Tiga heel hard aan de lijn want hij had zoals altijd erge honger en wilde
terug om te eten.
Het gevolg liet zich raden.
Ton viel als een blok voorover en kon op het laatste nippertje zijn linkerhand uitsteken om de klap op te vangen. Hij viel natuurlijk midden in een hoop steenslag en voelde dat meteen in zijn
handpalm priemen.
Tiga werd natuurlijk uitgescholden terwijl Ton daar languit op de grond lag. Er liep wel een dame op het trottoir naar hem te kijken maar die dacht waarschijnlijk dat hij die gymnastische toeren
elke ochtend deed.
Gelukkig had Ton niets gebroken al voelde hij daarna de eerste dagen zijn handpalm, zijn onderarm en zijn ribben wel degelijk.
Na het ontbijt, om een uur of tien gingen Ton en Toos naar de Cathedraal. Het was een mooi gebouw en dateerde al vanaf 1200 en was na vijftig jaar bijna af.
Nu zijn ze de zuidwestkant aan het restaureren. Ton maakte video opnamen omdat zijn digitale fotocamera geen voeding had.
Daarna gingen ze naar het Bureau du Tourisme en vroegen wat er te bezichtigen was in de stad. De juffrouw aan de balie zei dat er een mooie stadswandeling was die niet zo lang duurde. Dat deden Ton en Toos dus.
De tocht ging langs oude gerestaureerde vakwerk huizen en grachten die nu omheind waren vanwege de veiligheid.
De grachten lijken meer op slootjes die soms snel stroomden.
Om half twaalf gingen wij uit Amiens weg en de tocht verliep voorspoedig via Gent en Terneuzen.
Een kilometer of tien na de tunnel begon ik weer erge dorst te krijgen en ik waarschuwde met een piep.
Ton stopte meteen en gaf mij te drinken. Het was toch niet helemaal goed met mijn hart
Maar het was toch weer fijn om om drie uur thuis te zijn.
Dat was de eerste tocht van Ton, Toos en Tiga met mij naar het buitenland.
Verder Terug Naar boven Home Page