Je lichamelijk vetpercentage



Je lichamelijk vetpercentage is een maat voor de reserves aan energie die in je lichaam in de vorm van vet wordt bewaard voor minder goede tijden.
Maar aangezien die minder goede tijden meestal niet komen heb je een probleem om er van af te komen.

Want het wordt slechts langzaam afgegeven aan je lichaam indien je ook deze langzaam nodig hebt. Voor snellere verbranding zoals bij topsport en zwaar lichamelijke arbeid worden koolhydraten het eerst aangesproken en omgezet in energie. Daarom is het innemen van vruchtensappen en water bij sport wel nodig en bij rust wordt het teveel juist omgezet in vet.

Een ideale vetpercentage heb je als volwassen man onder de 30 jaar als het percentage tussen 14 en 17% ligt. Bij het ouder worden mag je meer vet hebben: als je tussen de 30 en 40 jaar bent tussen 17 en 20%.
Ben je ouder dan 40 jaar dan is tussen 20 en 24 % wel goed.

Bij vrouwen onder de 30 jaar is een percentage van 24 tot 27% goed.
Voor 30 tot 40 jarigen is een percentage van 27 tot 30% ideaal.
Bij oudere vrouwen is een percentage tussen 30 en 34 % goed.

Het vetpercentage in je lichaam kun je nauwkeurig laten meten door de electrische weerstand van vet en spieren te meten. Sommige weegschalen waar je op je voeten op moet staan kunnen dit aangeven.
Een tweede methode is door middel van huidplooimeting met een schuifmaat, de zevenpunts meting is nauwkeuriger dan de vierpuntsmeting.

Een andere eenvoudiger meting is die waarbij je gewicht en je tailleomvang bij betrekt. Zie hiervoor Vetpercentage meting

Terug naar de principes | Appendix hoe 100 | Terug naar de homepage